Bouwhistorisch onderzoek

Om de cultuurhistorische belangen mee te wegen bij beslissingen over restauratie of groot onderhoud is “bouwhistorisch onderzoek” noodzakelijk. Het geeft informatie over de ontwikkelingsgeschiedenis van het gebouw en de risico’s die een ingreep in het monument met zich meebrengt. Met zo’n onderzoek kan ook worden voorkomen dat er onnodig tijd of geld wordt gestopt in niet-monumentale onderdelen. Bouwhistorisch onderzoek is veelal vereist als een omgevingsvergunning of subsidie wordt aangevraagd. Het biedt dan een toetsingskader van de plannen door het bevoegd gezag.

Laat een bouwhistorisch onderzoek uitvoeren

De opdrachtgever/eigenaar zal voor zo’n onderzoek moeten zorgen. De gemeente kan u helpen om een gespecialiseerd bureau te selecteren. Het geselecteerde bureau mag geen rol hebben bij de totstandkoming of toetsing van een restauratie.

Zorg dat in het bouwhistorisch onderzoek – afhankelijk van de waarde van het monument – zijn opgenomen:

  • Bouwhistorische inventarisatie
    Bij een bouwhistorische inventarisatie inventariseert de bouwhistoricus de monumentwaarden van een gebouw vanaf de buitenkant. Het is een globale opname en vormt een minimum voor een bouwhistorisch onderzoek;
  • Bouwhistorische opname
    Bij een bouwhistorisch opname wordt de bouw- en gebruiksgeschiedenis van een gebouw in kaart gebracht. De bouwhistoricus bekijkt het bouwwerk hierbij ook van binnen.
  • Bouwhistorische ontleding
    Bij een bouwhistorische ontlening levert de bouwhistoricus een gedetailleerde documentatie van een gebouw, door (gedeeltelijke) ontmanteling, fotodocumentatie en het inmeten van bouwsporen.

Laat in het bouwhistorisch rapport ook een waardestelling opnemen.

Meestal is in het bouwhistorisch rapport een apart hoofdstuk opgenomen over de waardestelling. Dat zijn uitspraken over de betekenis van de onderdelen van het monument. De waarden worden daarbij vergeleken met soortgelijke gebouwen op landelijk, regionaal of plaatselijk niveau. De belangrijkste criteria die gebruikt worden zijn gaafheid, herkenbaarheid en zeldzaamheid. De waardestelling is de eigenlijke conclusie van het onderzoek. Met de inwerkingtreding van de Erfgoedwet is de “redengevende omschrijving” uit het rijksmonumentenregister gehaald. Daarmee is het bouwhistorisch onderzoek met waardestelling belangrijker geworden: per besluit zal moeten worden gemotiveerd waarom iets monumentaal is. Het bouwhistorisch rapport zal daarbij een belangrijke onderlegger zijn.

Vraag om ook een overdrachtsprotocol aan het bouwhistorisch rapport toe te voegen.

De opdrachtgever kan de onderzoeker een overdrachtsprotocol vragen: een advies over de beste manier om de rapportage te gebruiken. Dat mag mondeling, maar het is beter om dat schriftelijk te laten doen. De rapporteur kan ook verder onderzoek aanbevelen.

Zoeken

Thema's